Toelichting mededeling EBU, ESO en IVR
Vervolgens heeft het binnenvaartbedrijfsleven de door hen ingezonden mededeling toegelicht.[1] We zien een onderscheid tussen de genomen maatregelen vanwege COVID-19 door de CCR voor de Rijncertificaten en door de EU voor de Uniecertificaten. Kort samengevat is de aanpak bij Rijncertificaten: geen boetes als de certificaten niet meer geldig zijn. En bij Uniecertificaten: automatische verlenging van de geldigheidsduur zonder dat er een onderzoek plaatsvindt. Ten behoeve van besluitvorming over het vervolg na afloop van de maatregelen hebben EBU, ESO en IVR een aantal belangrijke uitgangspunten genoemd:
- Het blijft van belang dat binnenvaartondernemers niet de dupe worden van onmogelijkheden bij de certificering vanwege COVID-19. Het is belangrijk om van iedere lidstaat inzicht te krijgen in de huidige en te verwachten vertragingen van certificeringsprocessen.
- Een belangrijk aspect betreft de ingangsdatum van het nieuwe certificaat, wanneer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden op grond van de uitzonderlijke maatregelen van de CCR of de EU. Het gebruikelijke uitgangspunt is ‘ingangsdatum nieuwe certificaat = verloopdatum van het oude certificaat’. Voorkomen moet worden dat verschillende regimes (CCR en EU) ontstaan met onbedoelde financiële prikkels. Vanwege het level playing field moet het uitgangspunt betreffende de ingangsdatum van het nieuwe certificaat overal hetzelfde zijn.
- Verder vraagt het binnenvaartbedrijfsleven nadrukkelijk om harmonisatie van de uitzonderlijke maatregelen van de CCR en die van de EU-Commissie in het licht van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis. Dit om juridische vraagstukken te voorkomen, maar ook vanwege het eerder genoemde level playing field.
Discussie in CESNI/PT
Tijdens de discussie in CESNI/PT blijkt dat - bij gebruikmaking van de uitzonderlijke maatregelen van de CCR en de EU - er helaas geen consensus is bij alle delegaties over het uitgangspunt ‘ingangsdatum nieuwe certificaat = verloopdatum van het oude certificaat’. Reacties van lidstaten laten zien dat er geen sprake is van een uniforme aanpak, dit ondanks één geharmoniseerd systeem van technische voorschriften voor binnenschepen. Met name de artikelen 10 (Geldigheid van Uniebinnenvaartcertificaten), 11 (Uitzonderlijke verlenging van de geldigheid van Uniebinnenvaartcertificaten) en 12 (Vernieuwing van Uniebinnenvaartcertificaat) van de richtlijn (EU) 2016/1629 zorgt voor interpretatievragen. Het binnenvaartbedrijfsleven betreurt dit en hoopt dat de CCR en de EU geharmoniseerde vervolgbesluiten zullen nemen.
[1] Document CESNI/PT (20) 43.
|