Terugkoppeling CDNI/G-vergadering Straatsburg op 3 en 4 november
De vergaderingen van de CDNI/G-werkgroep worden tweemaal per jaar gehouden, waarbij EBU en ESO als geaccrediteerde organisaties worden uitgenodigd om hun mening te geven en ook mogen inspreken bij het overleg van de verdragsluitende partijen. Beslissingen worden uitsluitend door de verdragsluitende partijen van het CDNI-verdrag genomen. Dit beknopte verslag is geen volledig verslag van de vergadering van 3 en 4 november, maar een kort overzicht voor diegenen die geïnteresseerd zijn in één of meerdere onderwerpen. Het CDNI verdrag is in drie delen opgedeeld.
- Deel A: olie- en vethoudend afval
- Deel B: lading gerelateerd afval
- Deel C: overig scheepsbedrijfsafval
A: Olie- en vethoudend afval In de vergadering heeft de sector de resultaten van de internationale service level enquête over de verwijdering van het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval, gehouden in het voorjaar van 2021 onder de gebruikers van het systeem, gepresenteerd. De definitieve uitkomsten bevestigden het eerder geschetste beeld dat de sector reeds in het voorjaar gehouden Rondetafel over de toekomst van het systeem voor Deel A heeft toegelicht. In de basis is de sector tevreden met de huidige opzet van het netwerk van afgiftepunten, maar het is wel van belang is dat er gekeken gaat worden naar onder andere de (kosten)efficiëntie van het netwerk, maar ook naar meer transparantie over de kosten naar de gebruikers toe. Het document met aanbevelingen uit de Rondetafel, waarop EBU/ESO waardevolle input heeft geleverd, is inmiddels aangenomen. Een aantal werkzaamheden uit dit document zullen reeds worden opgenomen in het CDNI werkprogramma 2022-2023. B: Lading gerelateerd afval De ratificatie van het aangepaste CDNI verdrag is nog steeds werk in uitvoering, en daarmee ook het ontgassingsverbod in het verdragsgebied. België, Frankrijk en Zwitserland hebben tot op heden nog niet geratificeerd. Op basis van de laatste uitspraken van de vertegenwoordigers van deze verdragsstaten is het inmiddels duidelijk dat België en Frankrijk verwachten pas in 2022 te kunnen ratificeren, Zwitserland verwacht dit niet eerder dan 2023 te kunnen doen. Als reactie hierop heeft EBU/ESO opnieuw aangegeven dat verder uitstel van ratificatie tot grote problemen voor de sector lijdt. Het gaat hierbij niet alleen om het risico op nationale verboden met bijvoorbeeld afvaltoerisme en marktverstoring als gevolg maar ook nadrukkelijk de noodzakelijke infrastructuur die momenteel achterblijft. Deze zorgpunten zijn ook benoemd in de brief die afgelopen zomer door EBU/ESO is gestuurd aan de landen, als aanvulling op de eerdere brief uit maart. De Nederlandse delegatie heeft in de vergadering de brief van EBU/ESO ondersteund. Tegelijkertijd hebben zij ook aangegeven dat Nederland wacht op de ratificatie binnen het gehele verdragsgebied, ondanks de maatschappelijke en politieke druk voor een nationaal ontgassingsverbod. Minister Barbara Visser heeft onlangs in de beantwoording van Kamervragen van de fracties SP en JA21 aangegeven onder andere internationale politieke druk op België, Frankrijk en Zwitserland te gaan zetten en zich hard te zullen maken voor de vergunningen van de (mobiele) ontgassingsinstallaties. Parallel aan het aankomende ontgassingsverbod wordt er gewerkt aan de update van de losverklaring voor de tankvaart. C: Overig scheepsbedrijfsafval Voor deel C, het overige scheepsbedrijfsafval, zien we ontwikkelingen die in de basis niet altijd in lijn zijn met de principes uit het CDNI-verdrag. Specifiek voor wat betreft de afgifte van huisvuil beschrijft het CDNI-verdrag bijvoorbeeld dat deze categorie op een aantal locaties (havens, overslaginstallaties, ligplaatsen en sluizen) zonder aparte heffingen afgegeven moet kunnen worden. Dit wordt nu niet overal op de juiste manier toegepast. De sector heeft in haar positie over dit onderwerp aangegeven in principe tegen deze ontwikkelingen en directe betaling bij de afgifte in het algemeen te zijn. De negatieve consequenties als gevolg van deze afwijkingen binnen het verdragsgebied zijn in de basis niet in het belang voor de binnenvaartsector, de overheden en zeker niet voor het milieu. Voor de sector staat het principe ‘de vervuiler betaalt’ niet ter discussie, echter de verdragstaten zijn aan zet voor het realiseren van voldoende afgiftemogelijkheden met exploitatie conform de afspraken binnen het CDNI-verdrag. De fundamentele vraagstukken over dit onderwerp zullen in de komende periode verder en diepgaander bediscussieerd gaan worden. |
|