Europese Verordening 2020/698 tijdelijke maatregelen naar aanleiding COVID-19

Publicatie verordening (EU) 2020/698

In vervolg op de publicatie van de Europese Commissie over een pakket maatregelen ter ondersteuning van de vervoerssector (zie dit eerdere artikel in een CBRB-nieuwsbrief) is, na besluitvorming door het Europees Parlement en de Raad, de Europese Verordening 2020/698 gepubliceerd.  Deze verordening bevat specifieke en tijdelijke maatregelen naar aanleiding van de COVID-19-uitbraak in verband met de vernieuwing of verlenging van bepaalde certificaten, getuigschriften en vergunningen, en het uitstel van bepaalde periodieke controles en periodieke opleidingen op bepaalde gebieden van de vervoerswetgeving.
 
Voor de (her)certificering van schepen zijn de 16e overweging en artikel 15 in de verordening (EU) 2020/698 relevant:

Overweging 16:
Bij Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad ( 16) zijn technische voorschriften voor binnenschepen vastgesteld. De geldigheidsduur van Uniebinnenvaartcertificaten is beperkt bij artikel 10. Bovendien is in artikel 28 van Richtlijn (EU) 2016/1629 bepaald dat documenten die onder deze richtlijn vallen en die vóór 6 oktober 2018 uit hoofde van de voorheen geldende richtlijn, te weten Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 17), door de bevoegde instanties van de lidstaten zijn afgegeven, geldig moeten blijven tot de geldigheidsduur ervan verstrijkt. Door de maatregelen ten gevolge van de COVID-19-uitbraak kan het voor de bevoegde instanties moeilijk en soms onmogelijk zijn om technische inspecties uit te voeren om de geldigheid van de desbetreffende certificaten te verlengen of, in het geval van de in artikel 28 van Richtlijn (EU) 2016/1629 bedoelde documenten, die te vervangen. Om de desbetreffende binnenschepen te kunnen blijven exploiteren, is het derhalve aangewezen de geldigheidsduur van Uniebinnenvaartcertificaten en onder artikel 28 van Richtlijn (EU) 2016/1629 vallende documenten die anders zouden zijn vervallen of zouden vervallen tussen 1 maart 2020 en 31 augustus 2020, met zes maanden te verlengen.
 

Artikel 15:
Artikel 15 Verlenging van de in Richtlijn (EU) 2016/1629 vastgestelde termijnen

  1. Niettegenstaande artikel 10 van Richtlijn (EU) 2016/1629, wordt de geldigheid van Uniebinnenvaartcertificaten die anders zouden zijn verstreken of zouden verstrijken tussen 1 maart 2020 en 31 augustus 2020, geacht te zijn of te worden verlengd met een periode van zes maanden.
  2. Niettegenstaande artikel 28 van Richtlijn (EU) 2016/1629 wordt de geldigheid van documenten die onder die richtlijn vallen en vóór 6 oktober 2018 uit hoofde van Richtlijn 2006/87/EG door de bevoegde instanties van de lidstaten zijn afgegeven, en die overeenkomstig die bepaling anders zouden zijn verstreken of zouden verstrijken tussen 1 maart 2020 en 31 augustus 2020, geacht te zijn of te worden verlengd met een periode van zes maanden.
  3. Indien een lidstaat van oordeel is dat de vernieuwing van Uniebinnenvaartcertificaten of in lid 2 bedoelde documenten waarschijnlijk tot na 31 augustus 2020 onmogelijk zal blijven door de maatregelen die hij heeft genomen om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen of te beperken, kan hij een met redenen omkleed verzoek indienen om te worden gemachtigd de in de leden 1 en 2 genoemde perioden, naargelang het geval, te verlengen. Dat verzoek kan betrekking hebben op de periode tussen 1 maart 2020 en 31 augustus 2020 en/of de periode van zes maanden vermeld in respectievelijk lid 1 en lid 2. Verzoeken moeten uiterlijk op 1 augustus 2020 bij de Commissie worden ingediend. L 165/22 NL Publicatieblad van de Europese Unie 27.5.2020
  4. Indien de Commissie op basis van een overeenkomstig lid 3 ingediend verzoek oordeelt dat aan de in dat lid vastgestelde eisen is voldaan, stelt zij een besluit vast waarbij de betrokken lidstaat wordt gemachtigd de respectievelijk in de leden 1 en 2 genoemde perioden te verlengen, overeenkomstig de rechtvaardiging voor elk specifiek geval. De verlenging wordt beperkt ter weerspiegeling van de periode waarin de vernieuwing van Uniebinnenvaartcertificaten of in lid 2 bedoelde documenten naar verwachting onmogelijk zal zijn, en mag in geen geval langer zijn dan zes maanden.